CIAM
Van Eesteren is van 1930 tot 1947 voorzitter van de Congrès Internationaux d’Architecture Moderne (CIAM), een serie internationale conferenties over moderne architectuur en stedenbouw. Als stedenbouwkundige krijgt hij de opdracht het vierde congres te organiseren met als thema ‘De functionele stad’. Aanleiding hiervoor is de wereldwijde problematiek rond dichtbevolkte binnensteden.
Voorgesteld wordt om in een aantal Europese steden de bevolkingsdichtheid, reistijd, verkeersbelasting en grondprijs te vergelijken. Dit wordt vervolgens op kaarten gevisualiseerd. Van Eesteren krijgt als stedenbouwkundige de taak om hiervoor richtlijnen op te stellen.
Kaartmateriaal
Van Eesterens voorstel was elk land te vragen om van maximaal drie steden een kaart op schaal 1:10.000 te maken, met daarop de gebieden voor wonen, werken, ontspanning en verkeer. Daarnaast moesten vragenlijsten worden ingevuld. Het kaartmateriaal zou architecten moeten gaan helpen meer vertrouwd te raken met de uiteenlopende functies van de stad en de eisen die deze stelden aan de organisatie en invulling van de ruimte. Door een vergelijking van het kaartmateriaal zou het congres bijdragen aan een basis voor een wetenschappelijke benadering van de stedenbouwkunde.
Grondslagen
Het vierde CIAM-congres was bedoeld als een eerste, oriënterend congres van in totaal drie bijeenkomsten over het onderwerp stedenbouw. De grondslagen van ‘de functionele stad’ zouden pas na de laatste van drie bijeenkomsten worden geformuleerd. Deze hebben echter nooit plaatsgevonden. Wel beschrijft Le Corbusier de vier primaire functies van de stad in het Charter van Athene. Hierdoor is de functiescheiding als belangrijkste kenmerk van de Functionele Stad de geschiedenis ingaan. Op het congres volgt een tentoonstelling in het Stedelijk Museum in 1935 met de titel ‘De functionele stad’. Hier worden veel van de kaarten getoond.
Van Eesteren schrijft twee jaar later in ‘de 8 en Opbouw’ (het tijdschrift van de Nederlandse ontwerpers van het Nieuwe-Bouwen) dat de conclusies van het congres konden worden samengevat als ‘een betere woonomgeving (meer licht en lucht, meer groen), een efficiëntere organisatie van het verkeer en een betere situering van de industrie’.

Van Eesteren presenteert de analyse van Amsterdam tijdens het vierde CIAM congres; 1933.